Vis ID
Latijnse naam: Pecten jacobaeus
Familie
St.-jakobsschelpen behoren samen met de oesters en mosselen tot de ‘bivalven’ of tweekleppigen. Deze schelpdieren worden omsloten door 2 scharnierende kleppen. De schelp meet gemiddeld 10 tot 12 cm en kan 17 cm bereiken.
Vangstgebied & aanvoer
De St.-jakobsschelp komt vooral voor aan de kusten van Portugal, Spanje en Frankrijk, maar tegenwoordig worden de schelpen zelfs opgevist van Ijsland over Groot-Brittannië. Ook in Japan, Canada en de Verenigde Staten kent men deze lekkernij.
De beste sint-jakobsnoten komen uit de koudere noordelijke wateren, het vlees is dan wat vetter. Met de aanvoer in onze vishavens zit je dus echt wel goed. Er worden ook veel zogenaamde sint-jakobsnoten aangeboden uit andere werelddelen, maar meestal gaat het dan om aanverwante soorten: ‘petonkels’. Die missen echter de finesse van onze eigen sint-jakobsnoten.
Seizoen
Sint-jakobsnoten of coquilles worden tussen november en maart bij ons aangevoerd.
Februari en maart vormen het topseizoen, dan vind je ze in overvloed bij de visspecialist.
Gastronomie
Om St.-jakobsschelpen te openen houd je de schelp vast met de platte kant naar boven en wrik je met een kort mes tussen beide schelphelften om een kleine opening te maken. Daarna snijd je met een buigzaam lemmet langs de binnenkant van de platte schelphelft de sluitspier door. Door vervolgens onder de grijze buitenste rand te snijden, kan de witte spiermassa en oranje koraal worden losgemaakt.
Het zachte, witte, naar jodium geurende vlees kan je grillen, pocheren of bakken. Ook rauw in een carpaccio smaken sint-jakobsnoten heerlijk, bijvoorbeeld met een vinaigrette van olijfolie, citroensap, peper en zout.